Nieuws fysio

Verschenen in BodyLIFE Benelux nr6 2010

fysio I interview

I body LIFE 6I2010

“Samenwerking met een sportfysiotherapeut kan voor een fitnesscentrum extra toegevoegde waarde bieden”, zegt Jeffrey Jansen van de NVFS (Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Sportgezondheidszorg). Jansen is binnen deze vereniging bestuurslid en verantwoordelijk voor de communicatie, samenwerkingsverbanden en LPS.

Sportfysiotherapeut zoekt samenwerking met de fitnessbranche

De NVFS, is één van de tien beroeps-inhoudelijke lidverenigingen van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). “Zes van deze lidverenigingen, waaronder de NVFS zijn door het KNGF bestuur formeel erkende specialistenverenigingen”, legt Jansen uit. “Een vereniging die ontstaan is vanuit een werkgroep van fysiotherapeuten die frequent sporters met blessures zagen, en onder begeleiding van een sportarts veel aan deskundigheidsbevordering deden. Toen deze werkgroep in 1981 uit meer dan 150 leden bestond is besloten de NVFS op te richten.

Erkenning

De NVFS telt momenteel telt 700 leden. Jansen: “Voor deze groep fysiotherapeuten behartigt de vereniging de belangen en is zij servicebureau. Vanuit de cursussen onder hoede van de Nederlandse Sport Federatie te Papendal is via een tweejarige post HBO opleiding en de verplichte na- en bijscholingen van zittende sportfysiotherapeuten de opleiding inmiddels geëvolueerd tot een 3 jarige post-HBO Masteropleiding Sportfysiotherapie (MOS).

De NVFS maakt zich hard voor erkenning van de specialisatie Sportfysiotherapie. Het begrip sportfysiotherapie is op zich niet erkend, maar sportfysiotherapeuten die zijn aangesloten bij de NVFS worden geregistreerd in een kwaliteitsregister. Naast een hoge kwaliteit van het als paramedicus verstrekken van sportmedische en sporttechnische informatie, doelgerichte sportfysiotherapeutische behandeling en begeleiding bij sportgerelateerde bewegingsvraagstukken en aandoeningen, zal de beroepsinhoud van de sportfysiotherapie in de toekomst ook door de overheid erkend zijn op gebied van preventie, wellness en lifestyle.”

In 2015 zullen alle geregistreerde NVFS sportfysiotherapeuten Master zijn of het Mastertraject in zijn gegaan. Hierdoor hoopt de NVFS de kloof met de academisch geschoolde sportzorgaanbieders te verkleinen en de communicatie en daarmee de samenwerking met hen te intensiveren.

Rol van de organisatie

De NVFS kent verscheidene projecten binnen de sportgezondheidszorg. “Vanuit de adviezen van het Landelijk Platform Sportgezondheidszorg beschreven in het rapport “Zorg voor Sport en Bewegen”, werkt de NVFS samen met de VSG (sportgeneeskunde) en de NGS (sportmassage) in het Project Regionalisatie Ketenkwaliteit”, vertelt Jansen. “In het project Regionalisatie Ketenkwaliteit werken VSG, NVFS en NGS samen om de sportzorg keten bestaande uit sportarts, sportfysiotherapeut en sportmasseur in drie pilotregio’s weg te zetten. Kennismaking, het verbeteren van de communicatie tussen de disciplines en deskundigheidsbevordering vormen hierbij belangrijke pijlers. Doel is om inzichtelijk maken welke sportzorg voor welk sportgerelateerde gezondheidsproblemen bestaan en waar de cliënt deze kan vinden.” In de pilotregio’s Noord Holland, Oost Brabant en Zuid Limburg zijn in 2009 respectievelijk de deelprojecten “Acute Enkel”, “Preventie” en “Chronische Achillodynie” uitgezet. De benoemde casemanagers, zowel in Noord Holland als in Oost Brabant zijn de NVFS vertegenwoordigers. Zij organiseren eenmaal per kwartaal bijeenkomsten waarbij alle deelnemende disciplines kennis delen. Verder zorgt hij voor contacten tussen de regionale werkgroep en aanpalende disciplines zoals huisartsen, SEH, EHBO etcetera. In 2010 volgt een landelijke uitrol. “Als NVFS zoeken we de dialoog met en worden gevonden door allerlei relevante partners in de sportzorg, zoals medische specialisten orthopeden, cardiologen, sportartsen, inspanningsfysiologen enzovoorts maar ook instellingen als NOC*NSF, de Sportbonden, TNO en Consument & Veiligheid. Deze laatste partner is de laatste jaren zeer actief op gebied van sportblessurepreventie. De NVFS participeert in twee preventieprojecten van Consument & Veiligheid, te weten de Pilot Enkel Preventie en het Platform Sportblessurepreventie.” Het laatste project verzamelt alle knowhow over sportblessurepreventie in één website www.voorkomblessures.nl en levert in het gedeelte “Materialenhok” presentatiemateriaal en de laatste cijfers ten behoeve van de gemeenschappelijke boodschap over preventie van blessures. Overigens is op www.sportzorg.nl over dit onderwerp en meer alle relevante informatie te vinden.

Fitness

Een groot deel van de werkzame sportfysiotherapeuten zijn werkzaam als zelfstandig ondernemer. Jansen: “Vaak als onderdeel van een gezondheidscentrum of maatschap. Ook zijn steeds meer sportfysiotherapeuten actief in de fitnessbranche. Zelf ben ik daar een sprekend voorbeeld van en heb als ‘Jansen Sport Fysiotherapie’ een zelfstandige vestiging binnen de muren van Fitland Veghel. Ik heb daar mijn eigen cliënten, waarbij ik gebruik maak van de faciliteiten van het centrum. Daarnaast heb ik een inloopspreekuur voor klanten van Fitland. Een zinnige samenwerking die voor beide partijen een win-win situatie oplevert. Mensen met specifieke blessures worden door de instructeur naar mij doorgestuurd. Aan de hand van de diagnose geef ik adviezen hoe te training en/of het trainingsschema aan te passen. Bij Fitland maak ik ook onderdeel uit van het team en in dat verband heb ik ook regelmatig overleg met de instructeurs. Beide vakgebieden vullen elkaar perfect aan. Wij hebben kennis van sportgeneeskunde en kunnen analyses maken van bewegingen en belemmeringen op dit gebied, terwijl de instructeur weer beter thuis is in trainingsleer. Ik geef ook begeleiding aan mensen met een AALO of CIOS achtergrond om te kijken hoe ze een optimale training kunnen samen te stellen voor mensen met klachten. Soms zijn de trainingen binnen een fitnesscentrum te algemeen, terwijl sommige sporten vragen om een specifieke benadering. Een voetballer die meer op kracht, sprong en explosiviteit wil trainen, kan prima terecht in een fitnesscentrum, maar dan wel met een aangepaste training. In de praktijk werkt dat overigens uitstekend en kunnen we veel voor elkaar betekenen mits we elkaars kennis en grenzen accepteren.” Jansen constateert dat er steeds meer samenwerkingsverbanden met fitnesscentra en sportorganisaties ontstaan. Dit om van de diensten en faciliteiten van elkaar gebruik te maken. “Voor mij bijvoorbeeld is het niet interessant om te investeren in een sportzaal met fitnessapparatuur. Binnen de sportfysiotherapie wordt veel gebruik gemaakt van vrije gewichten en pulley apparatuur. Deze investeringen kunnen we in onze sportfysiotherapiepraktijk nauwelijks terugverdienen, gezien ook het tariefstelsel in Nederland. Het KNFG biedt wel allerlei beweegprogramma’s aan die door de zorgverzekeraars worden vergoed. Als sportfysiotherapeuten vinden we dat we ons zelf hier in eerste instantie niet mee bezig moeten houden. Persoonlijk hou ik niet zo van groepstrainingen. Ik werk liever 1 op 1. Uiteraard houden we ons vakgebied bij op dit gebied. We gaan regelmatig naar demo’s en workshops van leveranciers. Ons congres vindt dit jaar plaats op de Fitness & Health Benelux 2010. Kortom: samenwerking met de fitnessbranche kan heel interessant zijn en kan voor beide partijen toegevoegde waarde bieden”, merkt Jansen tot slot op.

De NVFS, is één van de tien beroeps-inhoudelijke lidverenigingen van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). “Zes van deze lidverenigingen, waaronder de NVFS zijn door het KNGF bestuur formeel erkende specialistenverenigingen”, legt Jansen uit. “Een vereniging die ontstaan is vanuit een werkgroep van fysiotherapeuten die frequent sporters met blessures zagen, en onder begeleiding van een sportarts veel aan deskundigheidsbevordering deden. Toen deze werkgroep in 1981 uit meer dan 150 leden bestond is besloten de NVFS op te richten.

Erkenning

De NVFS telt momenteel telt 700 leden. Jansen: “Voor deze groep fysiotherapeuten behartigt de vereniging de belangen en is zij servicebureau. Vanuit de cursussen onder hoede van de Nederlandse Sport Federatie te Papendal is via een tweejarige post HBO opleiding en de verplichte na- en bijscholingen van zittende sportfysiotherapeuten de opleiding inmiddels geëvolueerd tot een 3 jarige post-HBO Masteropleiding Sportfysiotherapie (MOS).

De NVFS maakt zich hard voor erkenning van de specialisatie Sportfysiotherapie. Het begrip sportfysiotherapie is op zich niet erkend, maar sportfysiotherapeuten die zijn aangesloten bij de NVFS worden geregistreerd in een kwaliteitsregister. Naast een hoge kwaliteit van het als paramedicus verstrekken van sportmedische en sporttechnische informatie, doelgerichte sportfysiotherapeutische behandeling en begeleiding bij sportgerelateerde bewegingsvraagstukken en aandoeningen, zal de beroepsinhoud van de sportfysiotherapie in de toekomst ook door de overheid erkend zijn op gebied van preventie, wellness en lifestyle.”

In 2015 zullen alle geregistreerde NVFS sportfysiotherapeuten Master zijn of het Mastertraject in zijn gegaan. Hierdoor hoopt de NVFS de kloof met de academisch geschoolde sportzorgaanbieders te verkleinen en de communicatie en daarmee de samenwerking met hen te intensiveren.

Rol van de organisatie

De NVFS kent verscheidene projecten binnen de sportgezondheidszorg. “Vanuit de adviezen van het Landelijk Platform Sportgezondheidszorg beschreven in het rapport “Zorg voor Sport en Bewegen”, werkt de NVFS samen met de VSG (sportgeneeskunde) en de NGS (sportmassage) in het Project Regionalisatie Ketenkwaliteit”, vertelt Jansen. “In het project Regionalisatie Ketenkwaliteit werken VSG, NVFS en NGS samen om de sportzorg keten bestaande uit sportarts, sportfysiotherapeut en sportmasseur in drie pilotregio’s weg te zetten. Kennismaking, het verbeteren van de communicatie tussen de disciplines en deskundigheidsbevordering vormen hierbij belangrijke pijlers. Doel is om inzichtelijk maken welke sportzorg voor welk sportgerelateerde gezondheidsproblemen bestaan en waar de cliënt deze kan vinden.” In de pilotregio’s Noord Holland, Oost Brabant en Zuid Limburg zijn in 2009 respectievelijk de deelprojecten “Acute Enkel”, “Preventie” en “Chronische Achillodynie” uitgezet. De benoemde casemanagers, zowel in Noord Holland als in Oost Brabant zijn de NVFS vertegenwoordigers. Zij organiseren eenmaal per kwartaal bijeenkomsten waarbij alle deelnemende disciplines kennis delen. Verder zorgt hij voor contacten tussen de regionale werkgroep en aanpalende disciplines zoals huisartsen, SEH, EHBO etcetera. In 2010 volgt een landelijke uitrol. “Als NVFS zoeken we de dialoog met en worden gevonden door allerlei relevante partners in de sportzorg, zoals medische specialisten orthopeden, cardiologen, sportartsen, inspanningsfysiologen enzovoorts maar ook instellingen als NOC*NSF, de Sportbonden, TNO en Consument & Veiligheid. Deze laatste partner is de laatste jaren zeer actief op gebied van sportblessurepreventie. De NVFS participeert in twee preventieprojecten van Consument & Veiligheid, te weten de Pilot Enkel Preventie en het Platform Sportblessurepreventie.” Het laatste project verzamelt alle knowhow over sportblessurepreventie in één website www.voorkomblessures.nl en levert in het gedeelte “Materialenhok” presentatiemateriaal en de laatste cijfers ten behoeve van de gemeenschappelijke boodschap over preventie van blessures. Overigens is op www.sportzorg.nl over dit onderwerp en meer alle relevante informatie te vinden.

Fitness

Een groot deel van de werkzame sportfysiotherapeuten zijn werkzaam als zelfstandig ondernemer. Jansen: “Vaak als onderdeel van een gezondheidscentrum of maatschap. Ook zijn steeds meer sportfysiotherapeuten actief in de fitnessbranche. Zelf ben ik daar een sprekend voorbeeld van en heb als ‘Jansen Sport Fysiotherapie’ een zelfstandige vestiging binnen de muren van Fitland Veghel. Ik heb daar mijn eigen cliënten, waarbij ik gebruik maak van de faciliteiten van het centrum. Daarnaast heb ik een inloopspreekuur voor klanten van Fitland. Een zinnige samenwerking die voor beide partijen een win-win situatie oplevert. Mensen met specifieke blessures worden door de instructeur naar mij doorgestuurd. Aan de hand van de diagnose geef ik adviezen hoe te training en/of het trainingsschema aan te passen. Bij Fitland maak ik ook onderdeel uit van het team en in dat verband heb ik ook regelmatig overleg met de instructeurs. Beide vakgebieden vullen elkaar perfect aan. Wij hebben kennis van sportgeneeskunde en kunnen analyses maken van bewegingen en belemmeringen op dit gebied, terwijl de instructeur weer beter thuis is in trainingsleer. Ik geef ook begeleiding aan mensen met een AALO of CIOS achtergrond om te kijken hoe ze een optimale training kunnen samen te stellen voor mensen met klachten. Soms zijn de trainingen binnen een fitnesscentrum te algemeen, terwijl sommige sporten vragen om een specifieke benadering. Een voetballer die meer op kracht, sprong en explosiviteit wil trainen, kan prima terecht in een fitnesscentrum, maar dan wel met een aangepaste training. In de praktijk werkt dat overigens uitstekend en kunnen we veel voor elkaar betekenen mits we elkaars kennis en grenzen accepteren.” Jansen constateert dat er steeds meer samenwerkingsverbanden met fitnesscentra en sportorganisaties ontstaan. Dit om van de diensten en faciliteiten van elkaar gebruik te maken. “Voor mij bijvoorbeeld is het niet interessant om te investeren in een sportzaal met fitnessapparatuur. Binnen de sportfysiotherapie wordt veel gebruik gemaakt van vrije gewichten en pulley apparatuur. Deze investeringen kunnen we in onze sportfysiotherapiepraktijk nauwelijks terugverdienen, gezien ook het tariefstelsel in Nederland. Het KNFG biedt wel allerlei beweegprogramma’s aan die door de zorgverzekeraars worden vergoed. Als sportfysiotherapeuten vinden we dat we ons zelf hier in eerste instantie niet mee bezig moeten houden. Persoonlijk hou ik niet zo van groepstrainingen. Ik werk liever 1 op 1. Uiteraard houden we ons vakgebied bij op dit gebied. We gaan regelmatig naar demo’s en workshops van leveranciers. Ons congres vindt dit jaar plaats op de Fitness & Health Benelux 2010. Kortom: samenwerking met de fitnessbranche kan heel interessant zijn en kan voor beide partijen toegevoegde waarde bieden”, merkt Jansen tot slot op.

body LIFE 6I2010 I

Edities